De meneer met parkinson
Wij hadden, toen ik net mijn 'eerste' opleiding MBO Optometrie had afgerond, een klant waar we niets meer voor konden doen. Deze meneer zag niet alleen slecht, hij had parkinson en sprak onverstaanbaar alleen wat keelklanken. Mijn moeder, die altijd in de winkel in St.Annaparochie was, kon aan zijn stemgeluid ontcijferen wat hij mogelijkerwijs wilde.
Hij belde dan wel eens voor een loep, een sterkere bril of om de bril te laten bijstellen. Mijn moeder liep dan, aan de hand van wat ze vermoedde dat hij wou, een rijtje met mogelijkheden af en aan de irritatie of opluchting in zijn stem bepaalde ze wat hij wou. Maar oogmeten ging niet meer goed. Hij kon niet lang zitten in een oogmeetstoel. Hij had een hoge sterkte waardoor de pasbril onherroeppelijk afzakte. Wat je ook probeerde, een gewone oogmeting lukte niet. Halverwege was de beste man zo moe dat je moest stoppen.
We hebben hem vaak gemeten, maar kwamen nooit op een optimaal resultaat. Tot hij met leesklachten kwam. Twee jaar daarvoor was zijn gezichtsscherpte ongeveer 40% en dit komt dicht in de buurt van de minimale gezichtsscherpte die je nodig hebt om krant te kunnen lezen. We haalden hem op van het verzorgingstehuis en mijn moeder probeerde een oogmeting.
Ze kwam op ongeveer dezelfde sterkte als zijn huidige bril, dus dat gaf geen soelaas. We brachten de beste man gedesillusioneerd naar huis.
Zaterdagavond aan de etenstafel bespraken we (we zijn met vier opticiens thuis) de afgelopen week. Moeilijke gevallen en wat je er aan kunt doen, hoe we met dit en dit geval verder zullen, welke glazen voor die en die klant het beste zijn, of de zaak in Franeker nog monturen van dat merk heeft voor de zaak in Leeuwarden. Dat soort dingen, een schat aan informatie.
Mijn moeder noemde het geval van die meneer met parkinson. Wat we er aan moesten doen. Ik was meteen enthousiast. Ik had op school net een nieuwe oogmeetmethode geleerd, genaamd skiascoperen, en dat leek mij wel wat voor deze meneer. Bij skiascoperen schijn je een bundel licht in een oog met een speciaal instrument, de skiascoop, en je kijkt hoe die bundel licht zich gedraagt in het oog. Het vereist veel oefening maar als je het onder de knie hebt dan kun je mensen die moeilijk communiseren (of de taal niet spreken) vrij goed oogmeten.
Opticiens meten altijd subjectief, dat wil zeggen middels een vraag en antwoordspel tussen klant en opticien. Dit is de zuiverste methode. Maar tijdens een vervolgstudie genaamd optometrie werd ook deze speciale oogmeetmethode geoefend. Je komt op ongeveer 95% van de meest optimale sterkte. Dit is altijd beter dan niets. Op school (in Rotterdam) hadden we op elkaar geoefend tot we er zat van werden.
Met de meneer met parkinson maakte ik een afspraak voor een oogmeting aan huis. Tijdens het skiascoperen zag ik dat zijn bril niet sterker maar aanzienlijk minder sterk moest. Normaal kom je hier bij de oogmeting en zelfs het voorgesprek wel achter, maar omdat communicatie niet goed mogelijk is ga je onherroepelijk de mist in. Toch was ik wat zenuwachtig. Het druist tegen je denkwijze in, maar ik heb toch twee nieuwe brillen voor de man gemaakt. Mijn moeder leverde de brillen een week later af met de overtuiging dat als de man niet een stuk beter zag, ze de boel wel weer zou meenemen en annuleren.
De klant pakte werkelijk het kleinste vloeipapieren psalmenboekje dat je kunt vinden en probeerde hieruit te lezen. Een grote grijns vertelde mijn moeder dat het goed was. En dat geeft veel voldoening, ik werd op de andere zaak gebeld dat we én een oud probleem hadden opgelost én een klant heel blij hadden gemaakt.
Tegenwoordig is skiascopie gemeengoed. De meeste optometristen beheersen het goed. Zelf doe ik het nog dagelijks omdat het snel is en veel informatie oplevert. En slecht sprekende, buitenlandse of geestelijk gehandicapte mensen krijgen toch een zo optimaal mogelijk gezichtsvermogen.